Saturday, December 17, 2005

Zijn projecten de nieuwe kleren van de keizer?

Een analyse van het gebruik van wis- en natuurkundige begrippen bij een stel cultuurfilosofen: het klinkt niet als materiaal voor een bestseller. Toch heeft het boek van natuurkundigen Alain Sokal en Jean Bricmont zeven jaar geleden de cultuurfilosofische gemeenschap peentjes doen zweten. De aanpak was simpel: wij natuurkundigen vinden de teksten van filosofen als Lacan, Baudriallard en Latour meestal onbegrijpelijk, maar soms wordt aan ons beta-wetenschapers een doorkijkje geboden, wanneer deze schrijvers naar natuurkundige en wiskundige taal grijpen. Daar blijkt nu bij deze schrijvers niets van te kloppen - de begrippen worden misbruikt, de zogenaamd logische conclusies zijn niet te verifieren, en deze leenbegrippen lijken vooral gebruikt te worden om een aura van wetenschappelijkheid te creeren.

Deze conclusie is in zichzelf niet zo interessant - we rekenen een stratenmaker ook niet af op zijn beheersing van het engels. Maar de vraag die niet is uitgesproken ligt als een bom onder dit vakgebied: als het verifieerbare gedeelte van deze moeiijke teksten onzin blijkt te zijn, wat kunnen we dan verwachten van het overgrote niet-verifieerbare deel? De grote Lacan, waar in Frankrijk alleen al twintig wetenschappelijke instituten naar zijn vernoemd, schrijft teksten die als onbegrijpelijk worden ervaren - zou het kunnen dat dit is omdat ze simpelweg onzin zijn, net zulke onzin als de nepwiskunde die hij gebruikt?

Terug naar Nederland. De politiek is in rep en roer: de tweede fase in het middelbaar onderwijs, en vooral het studiehuis, blijkt een probleemkindje: de algemene vaardigheden van de leerlingen zijn weliswaar verbeterd, maar de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden zijn sterk verslechterd. De leerlingen kunnen niet rekenen, zo roepen de universiteiten, en ook spelling en grammatica zijn sinds de invoering van het zelfstandig leren danig achteruitgegaan.

Rekenen, spelling, en grammatica delen een aantal eigenschappen: ze worden gezien als saai, om er goed in te zijn moet je veel oefenen, en over goed en fout valt er niet te twisten. Vooral dat laatste is interessant: daar waar goed en fout helder te onderscheiden zijn, doen deze leerlingen het veel te vaak fout. In het overgrote merendeel van de tweede fase zijn goed en fout helemaal niet makkelijk van elkaar te onderscheiden. 'Projecten' beoordelen is een lastige klus, er onvoldoendes voor geven nog meer.

Zie Sokal en Bricmont: de helder meetbare vaardigheden van onze leerlingen zijn onder de maat. Wat betekent dat voor de rest?

0 Comments:

Post a Comment

<< Home