Sunday, December 18, 2005

IQ is niet alles

Intelligentie is een prachtig onderwerp voor discussies: niemand weet precies wat het is maar iedereen denkt er verstand van te hebben. En op veel plaatsen wordt het gewaardeerd; veel assessments in sollicitatieprocedures bevatten een IQ-test.

Misschien moet binnenkort ook het zitvlees gemeten gaan worden. Angela Duckworth and Martin Seligman van de University of Pennsylvania ontdekten bij tweedeklassers dat discipline beter correleert met resultaten dan IQ (zie ook Bruce Landon). Gebruik makend van een scala aan meetmethoden voor discipline om de betrouwbaarheid te vergroten vonden ze met name een indrukwekkende correlatie met een belangrijke maat: het gemiddelde van de proefwerkcijfers (Grade Point Average).

Saturday, December 17, 2005

Zijn projecten de nieuwe kleren van de keizer?

Een analyse van het gebruik van wis- en natuurkundige begrippen bij een stel cultuurfilosofen: het klinkt niet als materiaal voor een bestseller. Toch heeft het boek van natuurkundigen Alain Sokal en Jean Bricmont zeven jaar geleden de cultuurfilosofische gemeenschap peentjes doen zweten. De aanpak was simpel: wij natuurkundigen vinden de teksten van filosofen als Lacan, Baudriallard en Latour meestal onbegrijpelijk, maar soms wordt aan ons beta-wetenschapers een doorkijkje geboden, wanneer deze schrijvers naar natuurkundige en wiskundige taal grijpen. Daar blijkt nu bij deze schrijvers niets van te kloppen - de begrippen worden misbruikt, de zogenaamd logische conclusies zijn niet te verifieren, en deze leenbegrippen lijken vooral gebruikt te worden om een aura van wetenschappelijkheid te creeren.

Deze conclusie is in zichzelf niet zo interessant - we rekenen een stratenmaker ook niet af op zijn beheersing van het engels. Maar de vraag die niet is uitgesproken ligt als een bom onder dit vakgebied: als het verifieerbare gedeelte van deze moeiijke teksten onzin blijkt te zijn, wat kunnen we dan verwachten van het overgrote niet-verifieerbare deel? De grote Lacan, waar in Frankrijk alleen al twintig wetenschappelijke instituten naar zijn vernoemd, schrijft teksten die als onbegrijpelijk worden ervaren - zou het kunnen dat dit is omdat ze simpelweg onzin zijn, net zulke onzin als de nepwiskunde die hij gebruikt?

Terug naar Nederland. De politiek is in rep en roer: de tweede fase in het middelbaar onderwijs, en vooral het studiehuis, blijkt een probleemkindje: de algemene vaardigheden van de leerlingen zijn weliswaar verbeterd, maar de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden zijn sterk verslechterd. De leerlingen kunnen niet rekenen, zo roepen de universiteiten, en ook spelling en grammatica zijn sinds de invoering van het zelfstandig leren danig achteruitgegaan.

Rekenen, spelling, en grammatica delen een aantal eigenschappen: ze worden gezien als saai, om er goed in te zijn moet je veel oefenen, en over goed en fout valt er niet te twisten. Vooral dat laatste is interessant: daar waar goed en fout helder te onderscheiden zijn, doen deze leerlingen het veel te vaak fout. In het overgrote merendeel van de tweede fase zijn goed en fout helemaal niet makkelijk van elkaar te onderscheiden. 'Projecten' beoordelen is een lastige klus, er onvoldoendes voor geven nog meer.

Zie Sokal en Bricmont: de helder meetbare vaardigheden van onze leerlingen zijn onder de maat. Wat betekent dat voor de rest?

Sunday, December 04, 2005

Wil je de beste kansen voor het eindexamen? Zoek een gepromoveerde docent!

Een onderzoek van de University of Buckingham heeft in Groot-Brittannië een nationale rel veroorzaakt. In het land van Newton en Kelvin maken ze zich vooral zorgen om de dalende interesse van leerlingen voor natuurkunde - 38% minder examinandi sinds 1990. Ik zelf kijk vooral op van een andere conclusie: de onderzoekers laten een statistisch significant verband zien tussen prestatie op het eindexamen en het opleidingsniveau van de docent.

De onderzoeksvraag is, wat zijn de belangrijke indicatoren van succes bij A-level exams in de natuurkunde? De allerbelangrijkste is, dat ligt voor de hand, de eigen prestatie van de leerling bij de GCSE-examens twee jaar eerder. Maar een hele goede tweede is het inhoudelijke opleidingsniveau van de leraar.

Lees dit nog een keer. Denk aan allerlei dingen die het cijfer van de leerling zouden kunnen beinvloeden. Bijvoorbeeld de samenstelling van de school, het geslacht en de etnische achtergrond van de student, maar ook de ervaring van de docent, zijn of haar opleidingsniveau in de onderwijskunde, leeftijd, noem maar op. Van al deze dingen heeft verreweg de meeste invloed het opleidingsniveau in de natuurkunde van de docent.

Nederland is een van de weinige landen in West-Europa die de opleiding van middelbare-schooldocenten geheel aan het HBO heeft toevertrouwd. In België, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië, en vast nog vele ander landen, zijn op z'n minst de bovenbouwdocenten altijd universitair geschoold, en meestal ook die in de onderbouw. Lange tijd riepen wij dat wij het beter wisten.